Wie zegt: "Alles is voor verbetering vatbaar maar het hoeft niet
direct perfect te zijn", is in mijn ogen pragmatisch bezig. Zo vertel ik te pas en te onpas de parabel over perfectie dat gaat
over het beeld van een beeldhouwer en een Chinese keizer.
In een ver ver verleden in het Centrale Rijk was er eens een machtige keizer. Deze regeerde zijn volk met wijsheid en bezat een enorme verzameling kunstschatten uit alle hoeken van zijn rijk. Op een dag bedacht hij zich tijdens het bekijken van diens verzameling: "Een ding ontbreekt hier, namelijk een beeld dat het diepste wezen van de volkeren van mijn rijk weergeeft". Hierop ontbood de machtige keizer de beroemdste beeldhouwer van het rijk aan het hof en beval deze het beste, mooiste en meest perfecte beeld te maken dat ooit gemaakt was of hierna ooit gemaakt zou gaan worden. Een beeld dat het wezen van alle volkeren van diens rijk zou weergeven. De beeldhouwer was natuurlijk zeer vereerd met deze opdracht van de keizer maar wist meteen dat het schier onmogelijk was om het meest perfecte, mooiste en beste beeld van het rijk te maken. Weigeren betekende dat zijn kop zou rollen, er was geen alternatief. Dus begon hij na te denken over het beeld dat de keizer zou bevallen. Jarenlang trok onze beeldhouwer door het rijk op zoek naar de meest perfecte steen voor het beeld van de keizer. Hij doorstond ontberingen, zijn familie liet hem in de steek, zijn vrienden verklaarden hem voor gek. Maar de beeldhouwer was gebonden door zijn gelofte aan diens keizer. Na veel omzwervingen en wikken en wegen koos hij uiteindelijk een stuk bijna kristal-achtig materiaal, een beetje op roze graniet gelijkend, dat hij naar zijn werkplaats liet verschepen.
De keizer, ongeduldig geworden door het lange uitblijven van nieuws over zijn nieuwe beeld, stuurde een paar soldaten naar de werkplaats van de beeldhouwer om te zien welke vorderingen er gemaakt waren. Dezen zagen de prachtige ruwe steen centraal opgesteld in de werkplaats staan en vertelden de keizer in lovende bewoordingen hoe mooi die steen wel niet was. En de keizer was tevreden.
Na maanden van intense meditatie pakte het beeldhouwertje zijn hamer en beitel op en in diepe concentratie viel de eerste beitelslag. Dag in dag uit klonk het geluid van de beitel op het steen, het raspen van de vijl en het ruisen van de polijststeen. Weer een paar jaar later was het beeld dan eindelijk af. Aan het eind van zijn krachten gekomen, stuurde de beeldhouwer bericht naar het hof dat het beeld af was. Niet lang daarna kwamen functionarissen van het hof het beeld in dure stoffen hullen en hesen het beeld met veel ceremonieel vertoon in een draagstoel. Wel honderd dragers waren nodig om het beeld naar het hof te vervoeren. Natuurlijk gonsde het van geruchten over het beeld. Het zou zo mooi zijn dat je ogen er blind van werden als je het zonder bepaalde bescherming zou zien. Het zou zo mooi zijn dat je er niet naar kon kijken zonder knikkende knieën te krijgen. Het zou zo indrukwekkend zijn dat het je de woorden ontnam. Zo mooi was het. De geruchten namen tijdens de tocht naar de hoofdstad alleen maar toe. De meest fantastische verhalen gingen het beeld voor. Het heette dat het beeld tijdens diens tocht naar het paleis al wonderen verrichtte. Wie ook maar een stukje van het beeld gezien zou hebben genas terstond van alle mogelijke ziekten. Na een week en een dag arriveerde het beeld in de hoofdstad. Door de aanzwellende geruchten nieuwsgierig geworden, verzamelde zich letterlijk de hele hofhouding rondom het in dure stof gewikkelde beeld in afwachting van de onthulling door de keizer. Ook het beeldhouwertje was bevolen bij de onthulling aanwezig te zijn, die zich vol van angst afvroeg hoe de keizer het beeld zou vinden. Bevend knielde het beeldhouwertje naast het beeld neer. De keizer verscheen pas in het late middaguur, precies op het tijdstip zoals dat door de waarzeggers voor de onthulling was aangegeven. Een gongslag galmde door het paleis. Het werd zo stil dat je een blad nog zou kunnen horen vallen. Toen, met veel gevoel voor ceremonie trok de keizer langzaam het kleed van het beeld af. Diep in zich was hij eigenlijk net zo angstig als het beeldhouwertje voor wat hij zou gaan zien. Na zoveel jaren arbeid moest het iets overweldigends zijn geworden. Toen het kleed eindelijk op de grond lag daalde een diepe stilte in het hof neer. Een geruis van gewaden was hoorbaar toen iedereen, inclusief de keizer, neerknielden voor wat hun ogen zagen. Het perfecte beeld was wérkelijk geschapen. De zonnestralen van de ondergaande zon die op het beeld vielen vulde de paleishal met een zachte gloed die van het roze granieten beeld af scheen te komen. Lange tijd bleef het doodstil in de hal. Eindelijk stond de keizer op en gebaarde naar diens lijfwachten. Die stonden als vastgenageld aan de grond naar het beeld te staren. Onhoorbaar voor iedereen zei deze iets in het oor van de lijfwacht. Na lang wachten kwam er een eununch met een vergulde hamer en bijtel op een rood fluwelen kussen op de keizer toegelopen. De keizer pakte beide gereedschappen op, liep rillend van ontzag naar het beeld. Keek er intensief naar en sloeg toen op een bepaalde plek toe. Een hoge, nog nooit gehoorde toon klonk, dat abrupt in een soort van snik eindigde. Het beeld barstte daarop in miljoenen stukjes uit elkaar en bestond niet meer. Een zucht van ontsteltenis klonk door de zaal en een diepe droefenis daalde neer over de toekijkende menigte, alsof men iets zeer kostbaars had verloren. De betovering was verbroken. Daarop keerde de keizer zich naar het beeldhouwertje toe die van doodsangst op de grond lag te trillen. De keizer pakte de hand van de beeldhouwer vast, hielp hem omhoog en fluisterde hem toe: "Beeldhouwertje, beeldhouwertje, alleen Boeddha kan perfect zijn."
De legende vertelt nog dat elk stukje van het beeld een ster aan de hemel is geworden en dat het beeldhouwertje daarna nooit meer
is terug gezien. Of het moet die heldere ster zijn die elke avond
als eerste aan de hemel verschijnt.
De hamer en beitel waarmee het beeld was vernietigd schijnt magische krachten te hebben gekregen, nog steeds zoekt men ernaar, maar ze zijn tot op de dag van vandaag nooit gevonden.
De moraal van dit verhaal? Perfectie kan alleen door goden gemaakt zijn. De mens, die is niet perfect en kan of mag geen perfectie scheppen.
De moraal van dit verhaal? Perfectie kan alleen door goden gemaakt zijn. De mens, die is niet perfect en kan of mag geen perfectie scheppen.