10 januari 2016

De Kraai


Stelt u zich een met het zachtgolvende landschap meegaande in volle pracht staande  boomgaard voor. Het fruit hangt rijp en zwaar aan de schijnbaar onafzienbare rijen bomen. Op een mooie herfstdag als al het fruit een zoete aanlokkelijke geur afgeeft landt meneer Kraai in de kruin van een boom. De boer ziet dat en vindt het prima. Kraai pikt wat in het sappige fruit links, nog een andere appel rechts, nog een peertje misschien en welvoldaan vliegt Kraai naar een volgende boom om een tukkie te doen. De volgende dag krast Kraai tegen iedere overvliegende Kraai dat het hier goed eten is: "Komt allen! Het fruit is rijp en overvloedig. Het einde van de boomgaard is niet te zien!" Dat krast Kraai niet tegen dovenmans oren.
Niet lang daarna komen er enkele tientallen families Kraai mét hun neefjes en nichtjes bij de boomgaard aan. De hapjes die links en rechts uit het fruit worden gegeten vallen eigenlijk niet op. Werkelijk, in de bomen hangt gelijk een hoorn van overvloed aan fruit, het wordt ze van harte gegund. Tijdens de oogst gooien de plukkers het aangegeten fruit simpelweg in manden voor de bereiding van sappen. Jarenlang gaat dat zo, eigenlijk heeft niemand er last van. Het is immers niet meer dan normaal dat de overvloed gedeeld wordt met anderen. Dat sommige families Kraai bomen helemaal voor zich alleen claimen vinden de fruitboeren ook niet erg, er zijn er zat. Dus wat zou het. Een paar seizoenen verder leveren de geclaimde bomen niet zoveel fruit meer op. Want, op het gevaar af om in de ogen gepikt te worden door meneer opper Kraai werden de bomen door de boeren maar niet meer gesnoeid. Daar lijdt uiteraard de productie onder. Dus Kraai verhuisde naar een andere boom, daar had ie recht op vond ie. Evenzo deden andere ondertussen aangekomen Kraai families. Luid uitkraaiend naar passerende families Kraai: "fruit zat en niemand die je wegjaagt, komt hier van het gratis fruit genieten." Complete boomgaarden gaven na verloop van tijd geen fruit meer, geen boer die er voor zorgde immers. De laatsten werden door de kraaien als ongenode gasten gezien en moesten natuurlijk verdreven worden. Verlaten fruitbomen kregen geen kans zich te herstellen omdat zich steeds nieuwe en grotere families Kraai in de boomgaarden kwamen vestigen. Op mooie dagen kon je boven de fruitvelden zwarte wolken van familie Kraai zien samenpakken. Dat hier en daar grote plekken met kale bomen waren ontstaan was niet erg. Nog steeds groeiden voor de boeren de bomen tot aan de hemel.
Op zekere dag echter was, ver weg van de noordelijke boomgaarden, in het land waar de familie Kraai oorspronkelijk vandaan kwam, geen boom meer te bekennen. Het land was tot een woestijn verworden. Onderling maakten de nog achtergebleven families Kraai zich ook nog het leven zuur en werd de familie Kraai verteld dat in het noorden heerlijke sappige peren en pruimen hingen. Als je alleen de boeren die er werkten maar verjoeg dan had je binnen no time je buikje vol en een leven als een prins in Frankrijk. Dus hop strek je vleugels en vlieg naar het noorden. Zo gezegd zo gedaan en honderdduizenden dicht opeen gepakte families Kraai vlogen naar het land van melk en honing. Jawel hoor, de bomen hingen vol met fruit. Ongelooflijk, wat zagen ze een pruimen hangen, oh als eieren zo groot! Als een zware zwarte deken streken ze neer over de groene bomen vol met fruit en het banket begon. De boeren zagen dat alles met een glimlach aan en dachten, och ze hebben zo'n honger laat ze maar gaan. Na een tijdje echter verschenen er een paar scheurtjes in dit idyllische beeld. Want aan de grenzen van het land van melk en honing begonnen de gulle fruitboeren iets genuanceerder over de overvliegende volkeren Kraai te denken. Geleerd hebbende van gelijke versies van dit verhaal in het verleden stuurden ze de landende families Kraai met de vriendelijke groeten door naar noordelijker gelegen boomgaarden. Beleefdheidshalve werd het aangeboden fruit en water door alle Kraai-tjes geweigerd, immers in het noorden was alles voor elkaar, met torenhoge nestbomen, gratis fruit, prachtige uitloopweiden en prima schuilplekken. Kortom een veilige haven om alle ellende uit de teloorgegane thuisboomgaarden voor eens en altijd achter zich te laten.
Onder de familie Kraai bevonden zich ook wat leden die het minder nauw namen met de ongeschreven wetten van de gastvrijheid. Zodat zich al snel een hoop jeugdige makkelijk te beïnvloeden Kraaitjes op grote uitloopweiden verzamelden, waar ook andere soorten vliegend volk kwamen. Dat waren lelijke en lastige vogels werd hen verteld en geen knip voor de neus waard. Die hadden ook nog eens geen enkel respect voor de net ingevlogen families Kraai en moesten dus het leven zuur gemaakt worden. Zodat ze maar weg zouden blijven uit de net veroverde boomgaarden. Doe er mee wat je wilt en toon jullie intense minachting! Na gedane zaken keerden de jongeren Kraai weer terug naar de zich langzaam verdorrende boomgaarden. Van de groene glooiende heuvels vol met gele spikkels rijpend fruit was niet zo veel meer over. Nee, eerder was het ooit zo groene landschap verworden tot een dor en droog takkenbos met een woestijn in wording. De boeren kwamen natuurlijk niet meer voor het land zorgen en al spoedig begon het er precies zo uit te zien zoals in het verre zuidelijke thuisland. Met gretige ogen werd dan ook naar de andere kant van de rivier gekeken, dáár bloeiden de bomen nog wél. Waarom verzorgden de boeren het veroverde land niet meer en waarom verhinderden de boeren dat er nog van dat lekkere sappige fruit aan de fruitbomen kwam. Dat deden ze beslist met opzet werd er door boze tongen rondgebazuind en spoten de boeren vast en zeker gif over de bomen heen waardoor er niets meer wilde groeien. Dat beweerden de kraaiende vossen onder hen. Al spoedig verzamelden er zich steeds meer leden van de familie Kraai aan de oevers van de rivieren. Kijk, werd er geroepen, daar groeit nog wel fruit. Laten we een hapje halen, joelden ze tegen elkaar. Het duurde dan ook niet lang of de eerste moedige jonge Kraai-en strekte de vleugels en met kleine keitjes en scherpe stukjes hout verdreven ze de boeren van de andere oever. Dit land is nu van ons werd er in alle hevigheid gekrast. De boeren, nu nóg niet wakker geworden vonden het heel erg om over de situatie te praten en trokken zich om conflicten te vermijden nog verder terug.
Zo werd het mooie groengolvende land vol met sappig fruit aan de bomen aan de volgende vloedgolf van familie Kraai overgelaten. Ze hebben het zo nodig dachten de boeren. Niet zo  verwonderlijk eigenlijk dat binnen één enkele generatie Kraai ook het net veroverde land er verdort bij begon te liggen en er niets meer wilde groeien. Dat was de schuld van de boeren klonk het opnieuw. Laten we ze ook van de rest van hun land afjagen zodat we alles zelf kunnen doen en we eindelijk voldoende fruit hebben om iedereen te eten te kunnen geven. Zo geschiedde het en niet lang daarna waren er alleen nog de tot Kraai bekeerde boeren die in het noorden bleven wonen, maar zoveel waren het er niet. Daarom leed nu iedereen honger. Immers géén Kraai te vinden die het land verzorgde. De boeren in het zuiden vonden het verschrikkelijk wat er in zo'n korte tijd was gebeurd en besloten na heel lang aarzelen samen met de gevluchte boeren uit het noorden om de familie Kraai een koekje van een ander soort deeg te geven. Als het maar niet te laat was nog iets van het mooie land te redden. Grote netten werden er om de kolonie Kraai gespannen, geen enkele Kraai kon nog ergens anders heen. Het door netten afgesloten gebied werd in de loop der jaren steeds kleiner gemaakt, veel kraaien stierven een hongerdood. De familie Kraai had het daarom niet meer zo naar hun zin. Dat had zo door kunnen gaan totdat alle Kraai-tjes de grote overtocht gemaakt zouden hebben, als er niet een wijze boer was geweest die de uithongering stopte. Hij stuurde de nog steeds invliegende families Kraai consequent weer terug naar hun oorspronkelijke boomgaarden voor zover die door de noordelijke boeren waren opgezet. De grote schoonmaak was voorbij. Héél langzaam begonnen de dorre boomgaarden weer groen te worden. Wellicht dat volgend jaar er weer fruit aan de bomen komt te hangen zeiden de boeren bedroeft tegen elkaar. Het was goed zo. Kraai en boer leefden uiteindelijk naast en met elkaar. Een hier en daar aangepikte appel verdween gewoon weer in de manden voor vruchtensap.
De zwarte vossen onder de kraaien, met pek en veren besmeurd, kropen weer terug in hun diepe donkere vochtige holletjes, om van daaruit wellicht nog te blijven stoken, liegen en bedriegen. De Kraai families in het verre zuiden kregen wat er overbleef van de boomgaarden. Ook dat was meer dan genoeg.

updated 20160113, vrij naar Jean de la Fontaine (1621-1695)


bron foto: bewerkt door mailleroncourt 


Geen opmerkingen: